Margriet Hovens, de beeldhouwer

Dames en heren,

Graag wil ik iets vertellen over de ontstaanswijze van het beeld van Sylvia en enige toelichting geven bij de elementen die een rol hebben gespeeld bij mijn keuzes in het vormproces. Ik heb deze opdracht voornamelijk benaderd als een opdracht voor een herdenkingsbeeld. Sculptuur dient deze functie van oudsher en daar komt mijns inziens bij dat herdenking of herinnering in de openbare ruimte bepaalde eisen stelt aan een ruimtelijk object. Voor mij stond het snel vast dat het een beeld moest worden dat samenbindt en geen aanleiding geeft tot een scheiding der geesten.

In mijn werk staat de ambachtelijke maakwijze van sculptuur centraal en ik werk overwegend in klassieke beeldhouwmaterialen zoals brons, steen en klei. Ook is de idee van traditie überhaupt onlosmakelijk verbonden met wat ik maak, op het technisch uitvoerende vlak, maar ook inhoudelijk waar het gaat om onderwerpkeus en vormbenadering. Voor mijn artistieke ontwikkeling is een voortdurende uiteenzetting met de grote voorbeelden in de europese sculptuur en de zoektocht naar een eigen vormtaal richtinggevend en een belangrijke bron van inspiratie.

Om terug te komen op het beeld van Sylvia: allereerst diende het voor mij de persoon van Sylvia Millecam te belichamen, niet alleen letterlijk de fysieke vorm, maar ook het type. Het beeld moest de energie en vitaliteit overbrengen die bepalend zijn geweest voor de beeldvorming in de media rond deze actrice. Kortom: voor mij moest het dus primair gaan om een levende herkenbaarheid.

Daarnaast was het besef dat het beeld een plek inneemt in de openbare ruimte van Boxmeer voor mij van belang in het zoeken naar een vorm en uitstraling die voor de overgrote meerderheid van de ingezetenen niet alleen acceptabel zou zijn, maar waardering zou kunnen oproepen.

En tot slot moest dit beeld qua uiteindelijke vormgeving ook een weerspiegeling zijn van mijn vormvocabulaire als kunstenaar.

Als beeldhouwer heb ik een grote waardering voor de klassiek georiënteerde traditie. Einddoel is voor mij het bereiken van een zekere schoonheid. Ook de schoonheid van verval en eindigheid hoort daarbij, naast de visuele verheffing van alledaagse elementen uit de werkelijkheid. Een werkelijkheid die soms banaal, maar ook schokkend kan zijn. Het gaat mij niet om het weergeven van die realiteit, maar het gaat er mij om uit de onophoudelijke stroom van indrukken waar wij dagelijks door worden overspoeld een enkel moment tot staan te brengen, en het op zo’n manier weer te geven, dat we er rustig onze gedachten op kunnen richten en we plotseling iets zien van de uitzonderlijke kwaliteiten van de dingen om ons heen. Dat is waar mijn beelden voor zijn bedoeld, los van de specifieke gevoelens die ze oproepen. Anders gezegd: een beeld kan tot ons spreken doordat het ons de kwaliteit van iets voor ogen kan voeren waar het gewone leven veel te beweeglijk en druk voor is. Een heel klassieke, beschouwelijke beroepsopvatting dus.

Met de invulling van deze opdracht heb ik ook stelling willen nemen tegen de oppervlakkige en modieuze opvatting als zou de traditionele standbeeldencultuur niet meer van deze tijd zijn. Daar ben ik het uiteraard niet mee eens. Kwaliteit is niet per definitie aan tijdsomschrijvingen als ouderwets of eigentijds gebonden maar is iets dat hier heel goed los van kan staan. De schilderkunst is immers ook niet uitgestorven met de komst van nieuwere media. Het cultuurlandschap wordt er alleen maar rijker door.

Cultuur is in essentie een stelsel of systeem van regels en gewoonten waaruit voortdurend nieuwe vormen en combinaties ontstaan, maar het nieuwe daaraan kan alleen als nieuw worden opgemerkt tegen de achtergrond van het oude vertrouwde, op herhaling gebaseerde culturele landschap. Cultuur is een collectieve verworvenheid, en niet alleen bestemd voor de aanhangers van het nieuwe. Om niet de weg kwijt te raken in het snelle tempo van veranderingen waardoor wij worden omringd, is een goed ontwikkelde culturele identiteit juist van groot belang. Deze tijd is echter druk doende met de vernietiging van diversiteit onder het mom van een anti-elitair streven. Een cultuur die haar eigen verleden bagatelliseert of minacht, is zonder geheugen. Zonder geheugen is elke cultuur, net als een mens gedoemd te verstarren en af te sterven.

Dat ronduit cultuurvijandig denken ook in cultuurkringen zelf populair is werd mij afgelopen donderdag weer eens scherp bewust toen ik op weg naar Boxmeer, ter voorbereiding van deze onthulling, in de trein het trendy vormgegeven blad voor tussen de Rails opensloeg waar mij de volgende zinsnede in het oog sprong: “Als ik marmeren en bronzen beelden zie dan zakt mijn broek af”. Deze uitspraak van een jonge cultuurdrager ofwel piepschuimkunstenaar vertoont alle tekenen van bravoure maar trof me toch als bijzonder hersenloos.

Het pleit ook niet voor de opleidingen die deze jonge kunstenaar heeft bezocht waar hem niet is geleerd hoe zijn broek op te houden en.. men hem rustig in zijn hemd laat staan.

Maar goed: het is gelukkig niet allemaal kommer en kwel en om terug te komen op deze feestelijke onthullingsdag: ik hoop dat alle broeken zo meteen op hun plaats kunnen blijven en u uw reacties op een passender manier zult tonen. Ik dank u voor uw aandacht.

Margriet Hovens